Uitleiding en inleiding

Op de vorige pagina's heeft u een globale indruk gekregen van het straatbeeld in de vijftiger jaren en de buurt waar ik opgroeide: de binnenstad van Goes. Ik ga hier niet verder op door. In de loop van de verhalen zullen daar meer details bijkomen. Het is verder niet interessant om daar uitgebreid bij stil te staan.Wat ik wel belangrijk vind om te vermelden is het volgend: ik ben opgegroeid in de jaren '50 en '60. Een tijd van veel taboe's, met name binnen de geloofsgemeenschap waarbinnen ik ben grootgebracht. Over lichamelijke dingen werd absoluut niet gesproken en dat ging heel ver. Ik herinner me twee dingen nog haarscherp. De eerste was de dag waarop ik met mijn ouders ging fietsen en er net in één van de weilanden een veulentje was geboren. Ik wilde dat zien. Lief, zo'n veulentje. Toch? Mijn moeder dacht daar anders over. Met het commando: "Op je fiets en doorrijden. Dat mag je niet zien,"  reden we verder. Zwaar teleurgesteld en ik begreep er natuurlijk niets van. Ik heb het er na thuiskomst ook niet meer over gehad, wetende dat als ik  een vraag hierover zou stellen, me dat klappen op zou leveren.

Nog zo'n voorbeeld. Bij één van m'n vriendinnetjes zou een baby'tje worden geboren. Met die mededeling kwam ik enthousiast thuis. Pats, ik had de klap al te pakken. De dokter heb ik bij ons thuis maar één keer gezien: toen ik doodstil onderaan de trap bleef liggen nadat ik er voor de weet-ik-het-hoeveelste-keer afgerold (geduwd?) was. Dat was wel een houten trap van 40 treden en onderaan een granieten vloer......Ik ben wel ingeënt tegen allerlei kinderziektes èn mijn amandelen zijn eruit gehaald. Dat moest want anders was ik gestikt. Overigens was dat nog even een lastig dingetje. Want precies in die tijd brak de polio epidemie uit en operaties werden zoveel mogelijk uitgesteld. Maar aangezien ik blauw aanliep en geen lucht meer had was de enige oplossing: amandelen eruit. We waren een heel gesloten gezin: niets naar buiten brengen en ook niet met je gevoelens te koop lopen. Dat is me nooit verteld dat deed ik als vanzelfsprekend. Mijn moeder was hele dagen in het huishouden bezig. Deed niets anders dan mopperen op de hele wereld. Mijn vader was advocaat met kantoor aan huis en moest regelmatig naar de rechtbank om te pleiten. En verder had mijn vader een typiste, tevens secretaress, en mijn moeder had een werkster die ze hele dagen uitfoeterde. Ik herinner me nog onze eerste telefoon. Later zou daar nog een telefoon bijkomen op het kantoor van mijn vader om door te schakelen van beneden naar boven ( pa  zijn kantoor was op de eerste verdieping). Verder geen elektrische apparaten. De t.v. kwam in 1966: ter gelegenheid van het huwelijk van Beatrix en Claus.

Het geloof speelde een belangrijke rol evenals de maaltijden. "Zondag rustdag" stond hoog aangeschreven. Ik was gek op verhalen uit de kinderbijbel. Naar de kerk gaan (iedere zondag drie maal) was geen straf voor mij: ik was verzekerd van pepermunt van de mevrouw die voor ons zat. Voor de preek begon kwam haar hand naar achteren tussen de leuning- en zitgedeelte van de kerkbank en daar lag mijn witte trofee. Achter m'n kiezen weggestopt gaf dat minstens anderhalf uur zuiggenot. De dominee kwam regematig op huisbezoek. Pa was ouderling en bekleedde tal van bestuursfuncties in allerlei verenigingen, commissies, raden en nog veel meer. Hij is ook een behoorlijk aantal jaren wethouder van onderwijs en sport geweest.

Wat kunt u van mijn verhalen verwachten? In elk geval geen verhaal over wat een eetstoornis is. Ook geen verhaal over iemand die genezen is van een eetstoornis. Wel het verhaal van iemand waarbij op een bepaald moment in haar prille leventje het zaadje voor de ontwikkeling van een eetstoornis is gepland. De juiste oorzaak is niet te achterhalen. Daar ben ik nooit zo erg benieuwd naar geweest. Veel belangrijker was en is de vraag: "Hoe kom ik er van af en kom ik er ooit nog van af"? Die vraag heeft me lang, zeer lang bezig gehouden. Ik heb het ook daadwerkelijk geprobeerd. Onder goede begeleiding. Maar die rot wurgslang weet me steeds weer opnieuw te pakken. Het is een kwestie van wie er het eerst doodgaat: dat rotkreng of ik. Maar ik ben een Zeeuwse blom. En Zeeuwen hebben als spreuk: "Luctor et Emergo": "Ik worstel en kom boven". Het is me tot nu toe steeds gelukt om weer boven te komen na de zoveelste worsteling en het zal me verdikkeme blijven lukken. Met Kracht van Boven. Dat moet ik erbij zeggen en dat schuw ik ook niet om dat hier bij te vermelden. De rode draad in deze verhalen zullen zijn: jeugdtrauma's onder andere door mishandeling en vernedering door mijn moeder en de eetstoornissen die ongetwijfeld zijn ontstaan tijdens de maaltijden bij ons thuis. Ik zal proberen zo min mogelijk te schelden òp en te Zwarte Pieten náár mijn moeder. Dat is verleden tijd. Ik weet ook niet waarom zij mij zo behandeld heeft zoals ze dat heeft gedaan. Misschien komt de oplossing wel tijdens het schrijven van deze verhalen. 

Mijn taalgebruik. Er zullen gedeelten zijn waarin mijn taalgebruik niet is zoals dat van een beschaafde, goed taalvaardige dame verwacht mag worden. En wel om de simpele reden dat het niet past bij het verhaal van dat moment. Ik wil de zaken niet mooier voorstellen dan ze zijn. Een paar voorbeelden: u zult bijvoorbeeld woorden als kotsen,poepen en dergelijke tegenkomen. Dat was het ook in de puurste zin van het woord. Zo fraai is het allemaal niet wat er is gebeurd.

TO BE OR/AND NOT TO BE? MIJN BESLUIT:TO BE. Waarom? Hopelijk kan ik anderen een steuntje/duwtje in de rug geven met mijn verhaal. Niet iedereen geneest van een eetstoornis. Om daarmee te (leren) leven is heel moeilijk maar het proberen alleszins waard. Je kan in elk geval proberen de kwaliteit van je leven verbeteren. Dat kun je niet alleen. Wel samen met anderen die je daarbij willen helpen. En onthoud: "Luctor et Emergo"!